Emigratie naar de Verenigde Staten
Reisdoel van zeer velen was het immigratieland bij uitstek: de Verenigde Staten. Sinds 1924 dienden emigranten hun toelating vóór vertrek bij een Amerikaans consulaat in het herkomstland te regelen. Het Amerikaanse beleid bleef, ondanks het groeiende aantal aanvragen, gericht op een gestage en beperkte emigratiebeweging en niet op het oplossen van een vluchtelingencrisis. Het overtuigen van een consul, die moest oordelen over de financiële, politieke en morele betrouwbaarheid van de aanvrager, was geen sinecure.
Ook het verkrijgen van de juiste papieren was ingewikkeld. Een van de eerste vereisten was een geldig paspoort. Met ingang van 25 november 1941 ontnam Duitsland echter alle buiten het eigen grondgebied wonende Duitse Joden, voor zover nog niet individueel ‘ausgebürgert’, collectief hun nationaliteit. En hoewel er in Europa wel diplomaten waren die statenlozen van noodpaspoorten voorzagen, was deze maatregel voor het emigratieproces een ernstige complicatie.
In juni 1941 waren bovendien alle diplomatieke vertegenwoordigingen van de Verenigde Staten in Duitsland en bezet Europa gesloten. Vanaf dat moment was emigratie naar Amerika alleen nog mogelijk voor degenen die een Amerikaanse consul in Spanje, Portugal of het onbezette deel van Frankrijk konden bereiken.
De aanval van de Japanse luchtmacht op de Amerikaanse vlootbasis Pearl Harbor in december 1941 legde aanvankelijk de trans-Atlantische scheepvaart stil. Later vertrokken er mondjesmaat weer passagiersschepen vanuit Europa, maar het lukte in of na 1942 nog maar een zeer beperkt aantal mensen om Amerika te bereiken.