Dramatisch slecht
Een half jaar later belandt ook Anne in Westerbork, in augustus 1944. De onderduikers zijn verraden, ruim twee jaar hebben zij zich aan hun arrestatie kunnen onttrekken. De familie Frank wordt naar Auschwitz gedeporteerd met het laatste transport dat vanuit Nederland vertrekt. Het Sovjet-leger nadert dan echter al de Poolse grens en Anne en Margot worden in oktober 1944 vanuit Auschwitz-Birkenau op transport gesteld naar Bergen-Belsen. Het voormalige speciale kamp wordt een verzamelpunt voor alle joden uit de ontruimde concentratiekampen. De omstandigheden voor de gevangenen zijn dramatisch slecht. Het kamp raakt overbevolkt en er is heel weinig voedsel. Ook breken er steeds meer ziektes uit, zoals tyfus.
Een prikkeldraadversperring
'Op een dag keken wij in de richting waar geen barakken waren en zagen daar opeens heel veel tenten. Het was al vrij koud en wij wisten niet wie in de tenten verbleven. Twee, drie maanden later kwamen er heel erge stormvlagen. Alle tenten zijn toen omgewaaid. Wij kregen diezelfde dag een bevel: onze bedden, die in twee lagen boven elkaar zaten, kregen een derde laag erbij. Wij moesten met twee in een bed slapen en het halve kamp vrijmaken. Toen werd er midden door het kamp een prikkeldraadversperring gevuld met stro aangebracht, zodat we die mensen niet konden zien. Maar het was natuurlijk toch heel dicht bij elkaar, want het kamp was niet groot, en al die mensen uit die tenten werden in de barakken ondergebracht. Ondanks de Duitse wachtposten op de hoge wachttorens probeerden we toch contact te krijgen. Het was natuurlijk streng verboden met die mensen te praten, en als de Duitsers iemand zouden hebben gezien of gehoord, zouden ze direct hebben geschoten. Dus 's nachts ging men daar zo'n beetje proberen, iets op te vangen. Ik ben nooit gegaan, maar we vernamen dat het allemaal mensen uit Polen waren, niet-joden en joden.'
'Kunt u Anne roepen?'
'Een van mijn kennissen, een oudere dame, komt op een dag naar mij toe, dat was misschien een maand later, begin februari: "Weet je, er zijn daar ook Nederlanders, en ik heb mevrouw Van Pels gesproken." Die mevrouw kende haar van vroeger en ze vertelde mij dat Anne daar was. Zij wist heel goed dat ik Anne kende: "Ga jij nu ook maar proberen aan het prikkeldraad te praten." En dat heb ik natuurlijk gedaan. Ik ging 's avonds naast het prikkeldraad staan en begon zo'n beetje te roepen en het was natuurlijk toevallig dat mevrouw Van Pels daar weer was en ik vroeg haar: Kunt u Anne roepen? Ze zegt: "Ja, ja, wacht maar, ik zal Anne wel halen, Margot kan ik niet halen, die is doodziek en ligt in bed.'