Terug

Geallieerd bombardement op Amsterdam

17 juli 1943 Amsterdam

Op 17 juli 1943 willen de geallieerden de Fokkerfabrieken in Amsterdam-Noord bombarderen. Deze vliegtuigfabrieken werken voor de Duitse oorlogsindustrie. Door een fout missen de bommen hun doel en komen ze terecht op een woonwijk in Amsterdam-Noord. Meer dan 150 burgers komen direct om het leven. Veel anderen overlijden later aan hun verwondingen. Honderden huizen raken beschadigd.

Anne Frank kan het bombardement horen, want het Achterhuis is maar een paar kilometer verderop.

Ze schrijft op 19 juli 1943: ‘Zondag is Amsterdam‑Noord heel zwaar gebombardeerd. De verwoesting moet ontzettend zijn, hele straten liggen in puin. Je hoort van kinderen die verloren in de smeulende ruïnes naar hun dode ouders zoeken. Rillingen krijg ik als ik nog aan het doffe, dreunende gerommel in de verte denk.’

De onderduikers zijn zich bewust van het gevaar van een bombardement. Ze kunnen hun onderduikplek niet verlaten om naar een schuilkelder te vluchten. Ook is er kans dat ze ontdekt worden als het Achterhuis beschadigd raakt.

Op 25 juli 1943 zien Anne en de andere onderduikers ‘rookzuilen boven het IJ’. Fokker is voor een tweede keer gebombardeerd. Dit keer worden de fabrieken gedeeltelijk geraakt. Drie dagen later proberen de geallieerden het nog eens, maar ook nu lukt het niet. Hierbij komen 17 burgers om. Anne schrijft in haar dagboek: ‘Ik heb m'n tanden op elkaar gebeten en zo moed geoefend.’ 

In totaal kosten de drie bombardementen op de Fokkerfabrieken meer dan 200 burgers het leven.