Anne en haar zus Margot worden eind 1944 in een overvolle trein naar het concentratiekamp Bergen-Belsen gebracht. Hun moeder Edith blijft achter in Auschwitz.
Anne Frank komt in Bergen-Belsen kinderen tegen die ze nog uit Amsterdam kent. Ze spreekt bijvoorbeeld nog met Nanette Blitz en Hanneli Goslar, met wie ze op school heeft gezeten.
In de winter van 1944–1945 verslechtert de situatie in Bergen-Belsen ernstig. Er is weinig eten en het is er vuil en vol met ongedierte. Veel gevangenen worden ziek. Margot en Anne Frank krijgen vlektyfus en in februari 1945 sterven ze. Over hun laatste dagen is niets bekend.