None

De arrestatie van de onderduikers

Op 4 augustus 1944 wordt Anne Frank samen met de andere onderduikers ontdekt en gearresteerd. Een politieteam met Duitse en Nederlandse agenten bezoekt het pand en ontdekt de schuilplaats. Hier lees je wat we weten van deze dag, waarop gebeurt wat zo lang werd gevreesd.

‘Er kwam een kleine man binnen met een revolver in de hand, op mij gericht.’

SD-er Karl Silberbauer heeft de leiding

Vrijdag 4 augustus 1944 is een warme, zonnige dag in Amsterdam. Voor de onderduikers is het dag 761 in het Achterhuis, ruim twee jaar nadat Anne op 6 juli 1942 met het gezin de schuilplaats binnenstapt.

Tussen half elf en elf uur ‘s ochtends verschijnen rechercheurs bij het pand aan de Prinsengracht 263. SS-Hauptscharführer Karl Silberbauer heeft de leiding. Bij het magazijn op de begane grond spreken de agenten medewerker Willem van Maaren aan. Hij verwijst hen naar boven, waar het kantoorpersoneel zit. Uit niets blijkt dat Willem, net als de andere magazijnmedemerkers, weet dat er onderduikers in het pand zitten. 

Op de eerste verdieping is het kantoorpersoneel aan het werk als opeens de deur opengaat. Een van de medewerkers is helper Miep Gies. De rechercheurs lopen door naar het kantoor van Victor Kugler: hij is als directeur verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering. Ze ondervragen hem en nemen hem mee om het gebouw te doorzoeken.

‘Ik dacht bij mezelf: als het maar een huiszoeking is’

Kugler zegt daarover later: ‘De politie ging naar boven naar de opslagruimte in het voorhuis en ze vroegen wat er in al die kisten, zakken en balen zat. Ik moest alles openen. Ik dacht bij mezelf, als het maar een huiszoeking is, hoop ik dat het snel voorbij is.’

Bij de inspectie komen ze ook in de ruimte met de draaibare boekenkast. Voor de vluchtige kijker is niet te zien dat er een heel huis schuilgaat achter de kast, maar dit zijn ervaren rechercheurs. Ze vinden de geheime ingang naar het Achterhuis. 

‘Mijn vrouw, de kinderen en de Van Pelsen stonden met hun handen opgeheven.’

Annes dagboekpapieren vallen op de grond

De onderduikers zijn volledig verrast. Al meer dan twee jaar leven ze met de voortdurende angst voor ontdekking en nu is het zover. Otto: ‘Ik was boven bij de Van Pelsen op Peters kamer en hielp hem met het schoolwerk. Plotseling kwam iemand de trap oprennen en toen ging de deur open en een man stond vlak voor ons met een pistool in zijn hand. Beneden waren ze allemaal verzameld. Mijn vrouw, de kinderen en de Van Pelsen stonden met hun handen opgeheven.’

Vervolgens wordt ook Fritz Pfeffer de kamer binnengebracht. De onderduikers moeten hun waardevolle spullen inleveren. Silberbauer pakt Otto’s aktetas, waar Annes dagboekpapieren in zitten en schudt die leeg om daar de waardevolle spullen in te stoppen. Annes dagboekpapieren vallen op de houten vloer. De onderduikers moeten zich klaarmaken voor vertrek.

Agenten voeren de helpers en onderduikers af

De helpers Victor Kugler en Johannes Kleiman worden samen met de 8 onderduikers gearresteerd. De rechercheurs voeren ze af. Het is dan ongeveer 13.00 uur: de inval heeft ruim twee uur geduurd. 

Jan Gies, de man van helper Miep, komt die dag langs om mee te eten met de onderduikers, zoals hij wel vaker doet. Miep waarschuwt hem voor de aanwezigheid van de rechercheurs en Jan gaat direct weer weg, terug naar zijn werk. Daar denkt hij na: wat kan hij doen? Hij besluit naar de broer van helper Johannes te gaan, die vlakbij het onderduikpand op de Bloemgracht werkt. Samen lopen ze naar de brug tegenover het pand, waar ze zien dat de onderduikers en helpers in de arrestantenwagen van de politie stappen.

Verhoor 

De acht onderduikers en de twee helpers worden naar het SD-gebouw aan de Euterpestraat gebracht. Agenten sluiten hen samen met de gearresteerde helpers op in één grote ruimte. Daarna worden zij verhoord. 

De agenten proberen erachter te komen of de helpers en onderduikers nog andere onderduikadressen weten. Johannes Kleiman en Victor Kugler zwijgen. Otto Frank antwoordt dat zij door de 25 maanden in het Achterhuis elk contact met vrienden en kennissen verloren hebben en dus niets weten.

Daarna worden de onderduikers en helpers gescheiden. Johannes Kleiman en Victor Kugler moeten naar het Huis van Bewaring aan de Amstelveenseweg, de acht onderduikers naar het Huis van Bewaring aan de Weteringschans.

Duitse en Nederlandse politie

De arrestatie staat onder leiding van de Oostenrijker Karl Silberbauer. Silberbauer is een SS-er, werkzaam bij de Sicherheitsdienst (SD) in Amsterdam. Er zijn in ieder geval twee Nederlandse rechercheurs aanwezig: Gezinus Gringhuis en Willem Grootendorst. Zij werken beiden al meer dan 20 jaar bij het Amsterdamse politiekorps tot de Duitse bezetting van Nederland begint. Ze zijn allebei lid van de NSB.

Gringhuis maakt eerst deel uit van Bureau Joodsche Zaken van de Amsterdamse politie en daarna van de Sicherheitsdienst (SD). In die laatste functie houdt hij toezicht op de opslag van in beslag genomen inboedels van Joodse huishoudens in Amsterdam. Tijdens de inval in het Achterhuis maakt Gringhuis deel uit van de “Bijzondere Afdeling” van Kriminalpolizei in Den Haag, belast met het onderzoek naar economische delicten.

Rechercheur Grootendorst is gedetacheerd bij de SD in Amsterdam. Tot zijn werkzaamheden behoort onder meer de inbeslagname van niet-ingeleverde radio’s.

Bestraft

Silberbauer is na de bezetting teruggegaan naar Oostenrijk. Hij is niet bestraft voor zijn rol bij de arrestatie, maar wel voor het mishandelen van arrestanten tijdens verhoor. Daarna is hij bij de Weense politie gaan werken.

Rechercheur Grootendorst krijgt na de oorlog een levenslange gevangenisstraf. Rechercheur Gringhuis krijgt na een aanvankelijk doodvonnis in cassatie een levenslange gevangenisstraf.

Beiden komen tegen het eind van de jaren vijftig vrij, net als vrijwel alle levenslang gestraften. Aan Gringhuis worden ook verschillende rechten ontnomen: het bekleden van ambten, het dienen bij de gewapende macht en het actieve en passieve kiesrecht.

Gertjan Broek, senior onderzoeker Anne Frank Stichting, over de politiemensen die bij de arrestatie van de onderduikers betrokken waren.
‘Later zijn Bep en ik naar boven gegaan (...) En daar zagen we op de grond de dagboekpapieren van Anne.’

Miep en Bep vinden het dagboek van Anne 

Enige tijd na de arrestatie gaan de helpers Miep Gies en Bep Voskuijl samen met Willem van Maaren naar het Achterhuis, waar Annes dagboekpapieren nog steeds op de grond liggen. Miep zegt later over dit moment: ‘Later zijn Bep en ik naar boven gegaan, naar de slaapkamers van de Franks. En daar zagen we op de grond de dagboekpapieren van Anne.’ Miep en Bep rapen de papieren op en nemen ze mee naar het kantoor. 

Daar bewaart Miep de papieren in een la. Van de onderduikers overleeft alleen Otto de oorlog. Als hij na de bevrijding terugkomt in Amsterdam, geeft Miep hem de papieren.