Verdieping
None

De authenticiteit van het dagboek van Anne Frank

Er zijn boeken, pamfletten en websites die beweren dat het dagboek een vervalsing is, dat het door anderen dan Anne Frank zelf is geschreven en dat het deels met een balpen is geschreven. Dit zijn leugens. Hier zijn de belangrijkste feiten over het dagboek.

‘Momenteel lopen er vier rechtszaken in West-Duitsland, twee in Hamburg en twee in Frankfurt, over beschuldigingen dat het dagboek een vervalsing is. Ik heb dit in 1961 bestreden en gewonnen, maar dezelfde beschuldigingen worden nog steeds geuit en ik moet er steeds opnieuw tegen vechten.’

Rechtszaken

Door de jaren heen hebben verschillende mensen de bewering verpreid dat het dagboek van Anne Frank een vervalsing is. Tot aan zijn dood voerde Otto Frank rechtszaken en juridische stappen tegen deze 'ontkenners'. Na zijn overlijden in 1980 werd deze taak overgenomen door de Anne Frank Stichting en het Anne Frank Fonds.

Politieke agenda

De aanvallen op de authenticiteit van het dagboek moeten in een breder perspectief worden gezien. Mensen die hebben beweerd, of nog steeds beweren, dat het dagboek niet echt is, hebben een politieke agenda. Ze zeggen of schrijven ook vaak dat de Holocaust nooit heeft plaatsgevonden. Of ze proberen te bewijzen dat er in Auschwitz geen gaskamers waren en dat het cijfer van zes miljoen vermoorde Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog overdreven is.

Door de Holocaust te ontkennen of te bagatelliseren, proberen mensen het nationaal-socialistische systeem vrij te pleiten en te rehabiliteren. Of ze zaaien twijfel over het lot van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog om  het bestaansrecht van de staat Israël ondermijnen.

Het dagboek van Anne Frank is een belangrijk document over de Holocaust en sinds de Tweede Wereldoorlog is Anne Frank het bekendste symbool van de Jodenvervolging. Omdat Anne Frank en haar dagboek aandacht trekken, worden ze uitgekozen als doelwit.

Televisie en internet

In Europa en Noord-Amerika is de verspreiding van materiaal waarin de authenticiteit van het dagboek van Anne Frank wordt aangevallen – en vaak de Holocaust wordt ontkend – het werk van weinigen. Maar hun boodschap heeft door internet een groot bereik. Serieuze wetenschappers die twijfelen aan het feit dat de Holocaust heeft plaatsgevonden of dat het dagboek van Anne Frank echt door haar is geschreven, zijn er niet. Maar in het Midden-Oosten is de ontkenning van de Holocaust steeds meer een wapen geworden in de strijd tegen Israël, en op televisie en internet worden op grote schaal leugens over de Holocaust naar voren gebracht. Veel kinderen in het Midden-Oosten leren op school dat het dagboek van Anne Frank een vervalsing is. Via satelliettelevisie, websites en sociale media bereiken deze leugens ook de westerse wereld.

Mensen die materiaal verspreiden waarin de Holocaust wordt ontkend of het dagboek van Anne Frank wordt aangevallen, hebben op internet en sociale media middelen om hun ideeën zeer wijd te verspreiden. Elke internetgebruiker kan er, meestal ongewild, mee worden geconfronteerd. Daarom wil de Anne Frank Stichting alle beschikbare middelen – en dus ook onze website – inzetten om de leugens over het dagboek van Anne Frank te weerleggen.

Holocaustontkenner Faurisson bezoekt Otto Frank

In oktober 1993 werd Fritzi Frank-Markowitz geïnterviewd door Wouter van der Sluis, een onderzoeker en filmmaker van de Anne Frank Stichting. Fritzi Frank was de weduwe van Otto Frank. Zij overleed in 1998. In het interview vertelt ze over het bezoek van Robert Faurisson, een beruchte Holocaustontkenner. Faurisson ontkent het bestaan ​​van gaskamers en betwist de echtheid van het dagboek van Anne Frank. Maar volgens Fritzi Frank zei hij toen hij het dagboek bekeek: 'Het zal heel moeilijk worden om te bewijzen dat het dagboek een vervalsing is.'

Robert Faurisson bezoekt Otto en Fritzi Frank. Interview met Fritzi Frank-Markovits.

Welke geschriften van Anne Frank zijn precies bewaard gebleven?

12 juni 1942 was de dertiende verjaardag van Anne Frank. Ze kreeg onder andere een schrift: een bijna vierkant boekje met een harde rood-wit-grijs geruite omslag en een slotje. Hierin ging ze haar dagboek bijhouden. Haar eerste dagboek eindigt op 5 december 1942. Haar tweede bewaard gebleven dagboek, een schoolschrift, begint op 22 december 1943 en loopt door tot 17 april 1944. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Anne Frank tussen december 1942 en december 1943 geen dagboek heeft bijgehouden, dus we moeten aannemen dat dit deel verloren is gegaan. Haar derde en laatste dagboekdeel, ook een schoolschrift, begint op 17 april 1944 en eindigt op 1 augustus 1944.

Andere teksten

Naast haar dagboek schreef Anne ook Verhaaltjes, en gebeurtenissen uit het Achterhuis in een grootboek en vulde zij een klein, smal kasboek met citaten: haar Mooie Zinnenboek. Dit Verhaaltjesboek en Mooie Zinnenboek zijn beide bewaard gebleven.

Twee versies

De dagboeken van Anne Frank beschrijven vanaf juni 1942 op indringende wijze het dagelijks leven van de acht joodse onderduikers in het achterhuis aan de Prinsengracht in Amsterdam. In het achterhuis heeft Anne Frank haar dagboekaantekeningen zelf herschreven met het oog op eventuele publicatie na de oorlog.

Zij deed dit op vellen doorschrijfpapier: de zogenaamde "losse vellen". Op deze losse vellen reorganiseerde en herschreef zij haar eerdere dagboekaantekeningen: zij herschikte teksten, voegde soms aantekeningen van verschillende data samen onder één datum en kortte sommige delen aanzienlijk in. Zo ontstond een tweede versie, waarin de gebeurtenissen van december 1942 tot december 1943 worden beschreven. De losse vellen zijn bewaard gebleven: de laatste aantekeningen ervan dateren van 29 maart 1944. De eerste versie van het dagboek is dus niet volledig bewaard gebleven, terwijl de tweede versie onvoltooid is gebleven.

Voorbereiding voor publicatie

Om een uitgever te vinden voor Het Achterhuis (zoals Anne haar tweede versie had genoemd) liet Otto Frank eind 1945 delen van de dagboekaantekeningen uittypen.

Daarbij heeft hij sommige delen weggelaten, andere verplaatst en enkele correcties aangebracht. Zo ontstond een typoscript, maar het was nog geen boek. Op verzoek van Otto Frank maakte zijn vriend Albert Cauvern vervolgens een tweede typoscript. Met toestemming van Otto Frank veranderde Cauvern negen van de dertien namen die Anne zelf - met het oog op eventuele publicatie - had bedacht voor de onderduikers in het achterhuis en hun helpers.

Beide typoscripten zijn bewaard gebleven. Tenslotte heeft een redacteur van Uitgeverij Contact als derde aan de teksten gewerkt, typefouten gecorrigeerd en het manuscript in overeenstemming gebracht met de stijlgids van de uitgeverij. Dit alles resulteerde in de eerste Nederlandse uitgave van Het Achterhuis in juni 1947.

Drie versies onder één omslag

Otto Frank, die op 19 augustus 1980 overleed, verklaarde in zijn testament dat alle manuscripten van zijn dochter aan de Nederlandse staat moesten worden nagelaten. De Nederlandse regering droeg het beheer van de manuscripten over aan het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD), dat later het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) werd.

In 1986 publiceerde het NIOD de drie hierboven beschreven versies van het dagboek - de bewaard gebleven originele dagboekaantekeningen, de door Anne Frank zelf herschreven versie en de door Otto Frank samengestelde uitgave die in 1947 door uitgeverij Contact werd uitgegeven - samen onder één omslag: De Dagboeken van Anne Frank.

Het originele dagboek van Anne Frank en een aantal andere documenten van haar hand worden sinds 1986 tentoongesteld in het Anne Frank Huis.

Wat voor onderzoek is er gedaan naar de authenticiteit van het dagboek?

Vanwege de aanhoudende beschuldigingen tegen het dagboek van Anne Frank in de jaren '60 en '70 is, mede op initiatief van Otto Frank, een aantal onderzoeken gedaan naar de authenticiteit van het dagboek.

Het meest uitgebreide onderzoek is in de eerste helft van de jaren '80 uitgevoerd door het Nederlands Gerechtelijk Laboratorium op verzoek van het Nationaal Instituut voor Oorlogsdocumentatie. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van ruim 250 pagina's. Het grootste deel van het rapport wordt in beslag genomen door de bevindingen van een gedetailleerde handschriftvergelijking, maar er is ook een forensisch documentenonderzoek uitgevoerd. De Dagboeken van Anne Frank, de zogenaamde kritische editie van het NIOD in 1986, bevat een 65 pagina's tellende samenvatting van het rapport van het Gerechtelijk Laboratorium.

Het NIOD concludeert: "Het rapport van het Nederlands Gerechtelijk Laboratorium heeft overtuigend aangetoond dat beide versies van het dagboek van Anne Frank in de jaren 1942 tot 1944 door haar zijn geschreven. De beweringen dat het dagboek het werk is van iemand anders (...) worden daarmee onomstotelijk weerlegd." (De Dagboeken van Anne Frank,  herziene kritische editie, 2003, p. 186).

Duits onderzoek

Vóór het onderzoek van het Gerechtelijk Laboratorium in de jaren tachtig was er ook al eerder onderzoek gedaan. In 1959 zijn de manuscripten van Anne Frank onderzocht door grafologen (handschriftdeskundigen) in Duitsland, ter voorbereiding op een rechtszaak die was aangespannen door Otto Frank.

In maart 1960 kwamen de Hamburgse grafologen in hun 131 pagina's tellende rapport tot de conclusie dat alle aantekeningen in de dagboeken en de losse vellen, en alle correcties en toevoegingen, 'identiek' waren aan het handschrift van Anne. Het rapport concludeert ook dat de losse vellen niet vóór de drie dagboekboeken zijn geschreven. Tenslotte wordt geconcludeerd dat "(...) de tekst die in Duitse vertaling als Das Tagebuch der Anne Frank is gepubliceerd, qua inhoud en ideeën als waarheidsgetrouw aan de bronnen kan worden beschouwd. (De Dagboeken van Anne Frank, herziene kritische editie, 2003, p. 87.)

In Duitsland vond in 1980 ook nog een zeer beperkt onderzoek plaats, eveneens ter voorbereiding op een rechtszaak, ditmaal uitgevoerd door het Bundeskriminalamt (BKA) in Wiesbaden. Het BKA kwam tot de conclusie dat alle gebruikte soorten papier en inkt vóór 1950 waren vervaardigd, en dus in de oorlogsjaren konden zijn gebruikt.

Waar kwamen de vijf nieuwe dagboekpagina's ineens vandaan?

In 1998 doken vijf voorheen onbekende pagina's uit het dagboek van Anne Frank op. Het waren vijf losse bladen die Otto Frank al voor de publicatie van het dagboek in 1947 apart had gelegd. Otto Frank wilde deze dagboekfragmenten naar alle waarschijnlijkheid niet openbaar maken vanwege Annes nogal kwetsende opmerkingen over zijn in Auschwitz omgekomen eerste vrouw en hun huwelijk.

Ze zijn openbaar gemaakt door Cor Suyk, een voormalig medewerker van de Anne Frank Stichting. Suyk's verklaring was dat Otto Frank hem de vijf bladen in bewaring had gegeven. De losse vellen zijn door Suyk verkocht aan de Nederlandse staat en vervolgens gevoegd bij de rest van het dagboek, dat bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) berustte. De vijf pagina's werden voor het eerst opgenomen in de vijfde druk van De Dagboeken van Anne Frank (2001), gevolgd door De Dagboeken van Anne Frank: Herziene Kritische Editie (2003).

Het NIOD heeft het Gerechtelijk Laboratorium - dat in de eerste helft van de jaren tachtig al uitgebreid onderzoek had gedaan naar de authenticiteit van het dagboek - gevraagd ook deze vijf losse bladen te onderzoeken. Het Gerechtelijk Laboratorium concludeerde na forensisch document- en handschriftonderzoek dat "het handschrift in de ondervraagde documenten en het handschrift in het referentiemateriaal, bestaande uit losse vellen in het dagboek van Anne Frank, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door dezelfde hand zijn vervaardigd. (De Dagboeken van Anne Frank: Herziene Kritische Editie, p. 184.) Dat is de meest zekere mate van identificatie die het Nederlands Gerechtelijk Laboratorium kan geven. Met andere woorden: er is geen enkele reden om aan te nemen dat de vijf geretourneerde losse vellen niet door Anne Frank zijn geschreven.

Staan er echt aantekeningen met balpen in het dagboek?

Nee, dat is niet juist. Alle dagboekaantekeningen zijn geschreven met verschillende soorten inkt en (gekleurd) potlood, niet met balpen. Uit het documentenonderzoek van het Nederlandse Gerechtelijk Laboratorium is gebleken dat het grootste deel van het dagboek en de losse vellen met grijsblauwe vulpeninkt zijn geschreven. Daarnaast gebruikte Anne ook dunne rode inkt, groene en rode kleurpotloden en zwart potlood voor haar aantekeningen: geen ballpoint.

Toch is op extreemrechtse websites en elders nog regelmatig de bewering te lezen dat het dagboek van Anne Frank met balpen is geschreven. Er worden snerende opmerkingen gemaakt over "A. Frank het balpenmeisje" en er wordt op gewezen dat de balpen pas na de Tweede Wereldoorlog in Europa in gebruik is genomen. Daarmee wordt gesuggereerd dat de teksten in het dagboek niet door Anne Frank zelf geschreven kunnen zijn, en pas na de Tweede Weredloorlog.

De oorsprong van de ballpoint-mythe

De oorsprong van de "ballpoint-mythe" is het vier pagina's tellende rapport dat het Bundeskriminalamt (BKA) in Wiesbaden in 1980 publiceerde. In dit onderzoek naar de gebruikte papiersoorten en inkt in het dagboek van Anne Frank staat dat op enkele losse vellen "ballpointcorrecties" zijn aangebracht. De taak van het BKA was te rapporteren over alle teksten die tussen de dagboeken van Anne Frank zijn aangetroffen, dus ook over de aantekeningen die na de oorlog in Annes manuscripten zijn gemaakt.

In het Nederlandse onderzoek door het Gerechtelijk Laboratorium in 1986 bleek dat het om twee losse papiertjes met onderzoeksnotities gaat, die met balpen zijn geschreven, en dat deze aantekeningen van geen enkele betekenis zijn voor de feitelijke inhoud van het dagboek. Ze zijn duidelijk later tussen de andere pagina's geplaatst. De onderzoekers van het Gerechtelijk Laboratorium concludeerden ook dat het handschrift op deze twee notities "in vergaande mate" afwijkt van het schrift in het dagboek. Foto's van deze losse annotatiebladen zijn opgenomen in de publicatie van het NIOD (zie Het dagboek van Anne Frank: de herziene kritische editie, 2003, blz. 168 en 170).

Een heer Ockelmann uit Hamburg schreef in 1987 dat zijn moeder de betreffende onderzoeksnotities had geschreven. Mevrouw Ockelmann maakte deel uit van het team dat rond 1960 het grafologisch onderzoek naar de geschriften van Anne Frank uitvoerde.

Kortom: de "ballpoint-mythe" is eenvoudig te ontkrachten. De onzorgvuldige formulering van het BKA-rapport uit 1980 - een rapport dat voor het overige de authenticiteit van het dagboek geenszins in twijfel trekt - of in ieder geval de openheid ervan voor meerdere interpretaties, is in extreemrechtse kringen een eigen leven gaan leiden.

De "ballpoint-mythe" is gebaseerd op het simpele feit dat er rond 1960 twee notities met ballpointschrift tussen de originele pagina's terecht zijn gekomen. Deze notities zijn van een grafologisch onderzoeker en zijn in geen enkele uitgave van het dagboek opgenomen (behalve in de Kritische uitgave, waar foto's van de aantekenvellen zijn opgenomen). In juli 2006 vond het BKA het nodig om in een persbericht te verklaren dat het onderzoek uit 1980 niet kan worden gebruikt om de authenticiteit van het dagboek in twijfel te trekken.

Wie beweren dat het dagboek van Anne Frank een vervalsing is?

Op een paar misleide zonderlingen na vallen alle mensen (en groepen mensen), die serieus beweren dat het dagboek van Anne Frank of delen daarvan een vervalsing zijn in de categorie holocaustontkenners.

Het zijn mensen die door middel van een aanval op het dagboek proberen twijfel te zaaien over het feit dat de Holocaust werkelijk heeft plaatsgevonden, dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog zes miljoen joden zijn vermoord en dat de nazi's ooit gaskamers hebben gebouwd. Het zijn mensen met een politiek doel: door de Holocaust te ontkennen of te bagatelliseren proberen zij te bewijzen of aannemelijk te maken dat het nazisme een veel minder kwaadaardig systeem was (en is) dan iedereen denkt. Omdat het dagboek van Anne Frank een toegankelijke introductie vormt tot de Holocaust voor mensen over de hele wereld, en vaak gebruikt wordt op scholen, is het een geliefd doelwit voor deze oude en nieuwe nazi's.

Historisch revisionisme

Holocaustontkenners - ook wel negationisten genoemd - zijn er in alle soorten en maten. Sommigen hullen zich in een wetenschappelijke mantel: ze noemen zichzelf revisionisten of historisch revisionisten. Met pseudowetenschappelijke argumenten proberen zij de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog te herzien. Een van de meest vertaalde en verspreide revisionistische teksten over het dagboek van Anne Frank is de "studie" van de Franse wetenschapper Robert Faurisson, die in 1978 verscheen onder de titel Le Journal d'Anne Frank est-il authentique? (Het dagboek van Anne Frank: is het authentiek?). Faurisson is herhaaldelijk veroordeeld tot boetes en gevangenisstraffen voor de verspreiding van de lasterlijke bewering dat er in de Tweede Wereldoorlog geen gaskamers hebben bestaan, en voor het aanzetten tot discriminatie en rassenhaat.

Anti-zionisme

Holocaustontkenning vindt niet alleen plaats in de westerse wereld, maar ook - en de laatste jaren steeds meer - in het Midden-Oosten. Daar wordt het vooral gebruikt als wapen in de strijd tegen de staat Israël. Het zaaien van twijfel over het lot van de Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog, en het verkondigen dat het dagboek van Anne Frank niet authentiek is, wordt vooral gedaan om te "bewijzen" dat de Holocaust "zionistische propaganda" is. Zo probeert men het bestaansrecht van de staat Israël te ondermijnen. In Iran is de ontkenning van de Holocaust zelfs een officiële staatsideologie, maar ook in de Arabische wereld - en in toenemende mate in Turkije - worden holocaustontkenners in de media gepresenteerd als serieuze wetenschappers. Het is overigens wel opvallend hoeveel van de revisionistische teksten die in het Midden-Oosten circuleren (op internet en elders) van Europese of Amerikaanse oorsprong zijn.

Waarom zouden mensen niet mogen beweren dat het dagboek een vervalsing is?

Vrijheid van meningsuiting is een belangrijk mensenrecht in elke democratische samenleving. Het betekent dat elk individu vrij is om in het openbaar allerlei ideeën, meningen en standpunten te uiten, zonder voorafgaande censuur van een overheid. Maar vrijheid van meningsuiting betekent niet dat iedereen ongestraft in het openbaar alles mag zeggen of roepen. Net als alle andere fundamentele mensenrechten zijn er ook aan de vrijheid van meningsuiting grenzen die niet overschreden mogen worden. Het aanzetten tot haat, moord of geweld en het verspreiden van smaad zijn strafbaar. Het verspreiden van aantoonbare onwaarheden over het dagboek van Anne Frank is niet alleen uiterst beledigend voor de direct betrokkenen, maar ook discriminerend en kwetsend voor alle slachtoffers van de Holocaust en hun nabestaanden.

Rechtmatig of onrechtmatig

Pas nadat een uiting is gedaan, kan een rechter beslissen of deze onrechtmatig is. Op dit punt hebben de Verenigde Staten en de landen van de Europese Unie zeer verschillende tradities. In de Verenigde Staten zal niet zo snel een grens worden gesteld aan de vrijheid van meningsuiting. Niet voor niets staat in het First Amendment van de Amerikaanse grondwet dat er geen wetten gemaakt mogen worden die deze vrijheid onnodig beperken.

In Europa worden eerder grenzen aan de vrijheid van meningsuiting gesteld, als het recht op bescherming tegen discriminatie in het geding is. Terwijl de ontkenning van de Holocaust in de VS niet illegaal is, zijn er in Duitsland, Frankrijk en enkele andere Europese landen wetten die het verspreiden van leugens over "Auschwitz" - en dus ook leugens over het dagboek van Anne Frank - strafbaar stellen. Een aanzienlijk deel van de boeken en websites waarin het dagboek van Anne Frank wordt aangevallen, komt dan ook uit de VS.

Otto Frank keert zich tegen de aanvallen op de authenticiteit van het dagboek

Vanaf eind jaren vijftig tot aan zijn dood in 1980 heeft Otto Frank zich verzet tegen aanvallen op de authenticiteit van het dagboek. In woord en geschrift, maar ook met juridische middelen.

De eerste aantijgingen

De eerste aantijgingen tegen het dagboek verschenen in 1957 en 1958 in obscure Zweedse en Noorse tijdschriften. Daarin werd onder meer beweerd dat de Amerikaanse journalist en romanschrijver Meyer Levin de auteur van het dagboek was. Levin wilde in de VS een toneelbewerking en een film van het dagboek maken, maar werd daarin niet gesteund door Otto Frank. Het conflict tussen Meyer Levin en Otto Frank haalde de pers en werd door rechtsextremisten gebruikt als argument om de authenticiteit van het dagboek in twijfel te trekken. Het is onduidelijk of Otto Frank deze eerste aanvallen op het dagboek heeft gezien, maar feit is dat hij geen klacht heeft ingediend.

Lothar Stielau en Heinrich Buddeberg

Otto Frank heeft in Duitsland drie keer juridische stappen ondernomen tegen mensen die beweerden dat het dagboek van zijn dochter een vervalsing was. Begin 1959 diende hij tegen de Duitse leraar Lothar Stielau (leraar Engels in Lübeck en lid van de extreem-rechtse Deutsche Reichspartei) een strafklacht in wegens smaad, laster, laster, belastering van de nagedachtenis van een overledene en antisemitische uitlatingen. Stielau schreef in een schoolkrant: "De vervalste dagboeken van Eva Braun, van de koningin van Engeland en het nauwelijks authentiekere dagboek van Anne Frank hebben de profiteurs van de Duitse nederlaag weliswaar enkele miljoenen opgeleverd, maar ze hebben ook onze eigen hachjes flink opgestookt."

De strafklacht van Otto Frank was ook gericht tegen Stielau's partijgenoot Heinrich Buddeberg, die Stielau verdedigde in een brief aan de krant Lübecker Nachrichten. Na een uitgebreid en grondig onderzoek naar de echtheid van het handschrift van Anne Frank oordeelde de rechtbank in Lübeck dat het dagboek authentiek was en werd de klacht van Otto Frank gegrond verklaard.

Een vonnis is nooit uitgesproken omdat Stielau en Buddeberg op basis van het vooronderzoek hun beschuldigingen introkken. Dit onderzoek en het kruisverhoor van de getuigen hadden hen ervan overtuigd dat het dagboek echt was. Zij betuigden spijt over hun verklaringen, die zij zonder poging tot bevestiging hadden afgelegd. Hierop ging Otto Frank akkoord met een schikking, iets waar hij later spijt van kreeg: "Had ik maar geweten dat er mensen zouden zijn die een schikking in deze zaak als onvoldoende bewijs [voor de echtheid van het dagboek] zouden beschouwen, dan had ik de zaak zeker niet laten vallen." (The Diary of Anne Frank. The Revised Critical Edition, 2003, p. 90.)

Heinz Roth

In 1976 spande Otto Frank voor de rechtbank in Frankfurt een rechtszaak aan tegen Heinz Roth uit Odenhausen in Duitsland. Roth had via zijn eigen uitgeverij talrijke neonazi-pamfletten verspreid met titels als Het dagboek van Anne Frank - een vervalsing en Het dagboek van Anne Frank - de grote fraude.

Na twee jaar oordeelde de rechtbank dat Roth deze of soortgelijke uitspraken niet in het openbaar mag doen, op straffe van een maximumboete van 500.000 Duitse mark (ongeveer 250.000 euro). In hoger beroep voerde Roth het rapport van de Franse wetenschapper Robert Faurisson ter verdediging aan, maar dit overtuigde de Duitse rechtbank niet. Roths beroep werd in 1979 verworpen. Hoewel hij in 1978 was overleden, werd alsnog een hoger beroep ingesteld bij het Bundesgerichtshof, dat de zaak terugverwees naar het Hof van Beroep in Frankfurt. Volgens het Hooggerechtshof had Roth te weinig gelegenheid gehad om zijn beweringen te bewijzen en moest hij die kans krijgen in een nieuw proces. Het feit dat de verdachte al twee jaar dood was speelde bij dit oordeel kennelijk geen rol: de zaak kwam uiteindelijk nooit voor het Hof van Beroep in Frankfurt.

Ernst Römer en Edgar Geiss

Een derde Duitse rechtszaak waarbij Otto Frank (als medeaanklager) betrokken was, liep van 1976 tot 1993. Het begon allemaal toen Ernst Römer na theatervoorstellingen van Het dagboek van Anne Frank pamfletten uitdeelde met de kop Bestseller - een leugen. Het Openbaar Ministerie besloot Römer te vervolgen, en later ook zijn sympathisant Edgar Geiss, die in de rechtszaal dezelfde pamfletten uitdeelde.

De twee zaken werden samen berecht. Römer werd veroordeeld tot een boete van 1.500 Duitse mark (ongeveer 750 euro) en Geiss tot zes maanden gevangenisstraf, waarna zij in hoger beroep gingen. De beroepszaak sleepte vooral zo lang aan omdat er eerst een onderzoek werd ingesteld door het Bundeskriminalamt, waarna besloten werd te wachten op de Duitse vertaling van Het dagboek van Anne Frank (de Kritische Editie). Deze verscheen in 1988 en kon als bewijsmateriaal worden gebruikt.

Römer besloot vanwege zijn hoge leeftijd af te zien van hoger beroep, zodat alleen Geiss overbleef. Een van zijn beroepen was succesvol: voor het verspreiden van smaad in pamfletten geldt de relatief korte termijn voor vervolging van zes maanden, zodat de zaak werd geseponeerd omdat deze wettelijke verjaringstermijn was verstreken.

De Anne Frank Stichting keert zich tegen aanvallen op de authenticiteit van het dagboek

De Anne Frank Stichting heeft zich in verklaringen en geschriften, en in een aantal gevallen ook juridisch, verzet tegen aanvallen op de authenticiteit van het dagboek. In 1976 was de Anne Frank Stichting medeaanklager in de rechtszaak die Otto Frank tegen Heinz Roth aanspande bij de rechtbank in Frankfurt (zie vorige paragraaf).

Vrij Historisch Onderzoek

Samen met andere organisaties is de Anne Frank Stichting naar de rechter gestapt tegen het revisionistische postorderbedrijf Vrij Historisch Onderzoek (VHO), een van de belangrijkste distributeurs in het Nederlandse taalgebied van materiaal waarin de Holocaust wordt ontkend en het dagboek van Anne Frank wordt aangevallen.

Het in Antwerpen (België) gevestigde Vrij Historisch Onderzoek verspreidde sinds 1985 het rapport Le Journal d'Anne Frank est-il authentique van Robert Faurisson en publiceert in 1991 het boekje Het dagboek van Anne Frank: een kritische benadering. Dit boekje bevatte het rapport van Faurisson en een inleiding van Siegfried Verbeke, uitgever van Vrij Historisch Onderzoek. Het boekje is ook ongevraagd naar bibliotheken en particulieren in Nederland gestuurd.

De Anne Frank Stichting startte samen met het Anne Frank Fonds in Basel een civiele procedure tegen Verbeke, Faurisson en Free Historical Research. Zij eisten een verbod op de verspreiding van het boekje in Nederland, op straffe van een boete van 25.000 gulden. In december 1998 stelde de Amsterdamse rechtbank de eisers in het gelijk en wees hun verbodsvordering toe, een vonnis dat in 2000 in hoger beroep werd bevestigd. Ook in België en Duitsland zijn rechtszaken gevoerd tegen Vrij Historisch Onderzoek, dat zijn activiteiten via internet sterk heeft uitgebreid.

Waarom is er zo weinig actie ondernomen tegen websites?

In de laatste decennia van de twintigste eeuw werd de authenticiteit van het dagboek van Anne Frank vooral in twijfel getrokken door boekjes, pamfletten en brochures van obscure nazi-uitgevers. Het overgrote deel van deze traktaten bereikte het grote publiek niet of nauwelijks. Maar met de komst van internet hebben verspreiders van Holocaustontkenningsmateriaal veel nieuwe mogelijkheden gekregen. Wie 'Anne Frank' intikt in een zoekmachine vindt niet alleen links naar websites met degelijke en betrouwbare informatie, maar kan ook geconfronteerd worden met websites waar leugens en onwaarheden over het dagboek worden gepresenteerd. En door het woord 'Holocaust' in te typen struikel je al snel over revisionistische websites. Internet is wat dat betreft niet alleen een prachtige, ongelooflijk grote bibliotheek, maar ook een mesthoop.

Juridische maatregelen zijn niet eenvoudig

De vraag wat de beste en meest effectieve manier is om holocaustontkenning en de verspreiding van leugens over het dagboek van Anne Frank op internet tegen te gaan, is ingewikkeld. Juridische maatregelen zijn niet eenduidig door de grensoverschrijdende werking van internet. Sommige revisionistische en neonazistische groeperingen maken gebruik van internetproviders buiten Europa om aan juridische stappen te ontkomen. De Verenigde Staten kennen een andere traditie van wettelijke bevoegdheden tegen smaad en laster, zodat holocaustontkenning niet gemakkelijk tot vervolging leidt.

Websites met tegenfeiten

Anderzijds is er een aantal websites gevestigd in de Verenigde Staten waar de "argumenten" van holocaustontkenners worden afgebroken (zie ook hieronder). Op deze sites ontkrachten feiten, cijfers en documenten de leugens van revisionistische rapporten, vanuit de filosofie dat feiten de beste en enige remedie zijn tegen het verspreiden van leugens.

Meer informatie over Holocaustontkenning

Artikelen
  • Barnes, Ian R. - A revisionist historian manipulates Anne Frank's diary / Ian R. Barnes, Vivienne R.P. Barnes. - In : Patterns of Prejudice, 15 (1981) 1 (January), p. 27-32.
  • Barnouw, David. Attacks on the authenticity of the Diary. – In: The diary of Anne Frank : the critical edition / prep. by the Netherlands State Institute for War Documentation ; introd. by Harry Paape, Gerrold van der Stroom and David Barnouw ; with a summary of the report by the State Forensic Science Laboratory of the Ministry of Justice comp. by H.J.J. Hardy ; ed. by David Barnouw and Gerrold van der Stroom ; transl. by Arnold J. Pomerans and B.M. Mooyaart-Doubleday – New York, NY Doubleday, 1989. – p. 84-101.
  • Barnouw, David. The authenticity of Anne Franks Diary. - In: Jennifer Gariepy (ed.), Twentieth-Century Literary Criticism, Topics Volume 58. – Detroit, MI : Gale Research Inc., 1995. – p. 76- 84.
  • Kuttner, Paul. Anne Frank: The Diary of a Young Girl is a hoax. – In: The Holocaust: hoax or history? : The book of answers to those who would deny the Holocaust / Paul Kuttner. – New York, NY : Dawnwood Press, cop. 1996. – P.1-8.
Boeken
  • Evans, Richard J. Telling lies about Hitler : the Holocaust, history and the David Irving trial / Richard. J. Evans. - Londen [etc.] : Verso, cop. 2002.
  • Finkielkraut, Alain. The politics of negation : reflections on the question of genocide / Alain Finkielkraut ; transl. [from the French] by Mary Byrd Kelly ; with an introd. by Richard J. Golsan. - Lincoln, NE [etc.] : University of Nebraska Press, 1998. - (Texts and contexts).
  • Guttenplan, D.D. The Holocaust on trial : history, justice and the David Irving libel case / D. D. Guttenplan. - Londen : Granta Books, cop. 2001.
  • Kahn, Robert A. Holocaust denial and the law : a comparative study / Robert A. Kahn. - New York, NY [etc.] : Palgrave Macmillan, 2004.
  • Kuttner, Paul. The Holocaust : hoax or history? : The book of answers to those who would deny the holocaust / Paul Kuttner. - New York, NY : Dawnwood Press, 1997.
  • Lipstadt, Deborah. Denying the Holocaust : the growing assault on truth and memory / Deborah E. Lipstadt. - 2nd pr. - New York, NY : Free Press, cop. 1993.
  • Lipstadt, Deborah. History on trial : my day in court with David Irving / Deborah E. Lipstadt. - New York, NY : Ecco, cop. 2005.
  • Pelt, Robert Jan van. The case for Auschwitz : evidence from the Irving Trial / Robert Jan van Pelt. - Bloomington, [etc.] : Indiana University Press, cop. 2002.
  • Seidel, Gill. The Holocaust denial : antisemitism, racism & the new right / Gill Seidel. - Leeds : Beyond the Pale Collective, 1986.
  • Shermer, Michael. Denying the Holocaust : who says the Holocaust never happened and why do they say it? / Michael Shermer & Alex Grobman. - Berkeley, CA [etc.] : University of California Press, 2000.
  • Vidal-Naquet, Pierre. Assassins of memory : essays on the denial of the Holocaust / Pierre Vidal-Naquet ; transl. [from the French] and with a forew. by Jeffrey Mehlman. - New York, NY : Colombia University Press, 1992. - (European perspectives).
Websites
The Nizkor Project - Techniques of denial

Website die de technieken van holocaustontkenning bespreekt. Bevat een FAQ-sectie en details over het ontkennen van wetenschap, de giftigheid van waterstofcyanide, en verzinsels en verkeerde beeldvorming over de Holocaust.

Holocaust denial on trial

David Irving is een Britse schrijver en holocaustontkenner. Hij klaagde de Amerikaanse professor en schrijfster Deborah Lipstadt en haar Britse uitgever (Penguin Books Ltd.) aan wegens smaad. Het proces vond plaats in 2000 in Londen (Engeland) Hij verloor.