Hoe ontstaan vooroordelen?

We leren van jongs af aan om mensen in hokjes te plaatsen. We leren verschillen tussen man en vrouw, oud en jong. En dat er mensen zijn met een andere huidskleur of religie. Zonder echt na te denken passen we de hokjes toe, op familie, vrienden én onbekenden. Dit kan leiden tot vooroordelen.

Mensen categoriseren in hokjes is voor iedereen handig, omdat je hiermee overzicht houdt. En om situaties goed te kunnen inschatten. We leren al jong om allerlei verbanden te leggen tussen bepaalde groepen mensen en hoe ze zich gedragen. Bijvoorbeeld: vrouwen zijn zorgzaam, ouderen zijn niet handig met smartphones en computers. Hokjes kunnen soms handig zijn, bijvoorbeeld om gevaar te voorkomen: bij bepaalde types loop je liever een straatje om. 

Dit gebeurt allemaal in je hoofd, vanzelf, op de ‘automatische piloot’ zoals dat heet. Maar de kans is groot dat een aantal verbanden die je hebt gelegd tussen ‘hokjes’ en ‘gedrag’ gaat vastroesten. Dan heb je je oordeel al klaar. Dan denk je het zeker te weten. Dan ontstaan voorbarige oordelen, ofwel vooroordelen. 

Bij vooroordelen ga je ervan uit dat álle leden van die groep zich op een bepaalde manier zullen gedragen. Misschien heb je bewust of onbewust geleerd dat vrouwen niet goed auto kunnen rijden? Dan is het een voorbarig oordeel als je denkt dat iedere vrouw – ook déze, die je niet kent – niet kan inparkeren.