Bep Voskuijl

Bep Voskuijl is de jongste helper van de onderduikers in het Achterhuis. Anne rekent haar tot de jongeren en ze kunnen het goed met elkaar vinden.

Bep treedt in 1937 in dienst bij Otto Frank als administratieve kracht. ‘Meneer Frank vond haar aardig en dat vond ik ook. Vanaf het begin konden Bep en ik goed samenwerken en we sloten spoedig vriendschap’, herinnert collega Miep Gies zich na de oorlog.

Brood, melk en cursussen

Van de voorbereiding van de onderduik merkt Bep niet veel. Ze ziet wel dat er meubels naar boven getild worden, maar vraagt er niet naar. Vermoedelijk wordt Bep - omdat zij nog jong is - als laatste van de kantoormedewerkers in vertrouwen genomen. Maar dan stemt ook zij in om voor de onderduikers in het Achterhuis te zorgen.

Op zondag 5 juli 1942 viert Bep haar 23ste verjaardag. Als zij de volgende dag naar haar werk gaat, is de familie Frank in het Achterhuis ondergedoken. Vanaf dat moment zal haar leven meer dan twee jaar bijna volledig in het teken staan van zorg voor de onderduikers. 

Bep regelt vooral praktische zaken: ze zorgt voor de melk en het brood, maar bestelt ook cursussen en schrijft zich onder haar eigen naam in voor een schriftelijke cursus Latijn. In werkelijkheid zijn die cursussen voor de onderduikers en is het Margot die het huiswerk voor de cursus Latijn maakt. 

Voor Bep is het een grote steun dat haar vader, die als magazijnmeester in het bedrijf werkt, ook al snel op de hoogte wordt gebracht van de onderduikers in het Achterhuis. Daardoor hoeft zij de last van het geheim niet alleen te dragen.

‘Het intiemst was zij met Bep, de jonge typiste, en die twee stonden vaak te fluisteren in een hoekje.’

Bep en Anne

Bep kan het goed vinden met Anne en dat is wederzijds. Anne rekent haar tot de ‘jongeren’ en is erg nieuwsgierig naar Beps belevenissen: naar welke films ze gaat, maar ook hoe het tussen Bep en haar verloofde Bertus gaat. 

’s Avonds eet Bep, omdat er thuis lang niet altijd genoeg te eten is voor 10 personen, regelmatig wat mee in het Achterhuis. In haar dagboek karakteriseert Anne haar als volgt: ‘Bep heeft een gezonde eetlust. Laat niets staan, is niet kieskeurig. Met alles kan men haar plezieren en dat juist pleziert ons. Vrolijk en goedgehumeurd, gewillig en goedig, dat zijn haar kenmerken.’

Eind oktober 1942 blijft Bep op aandringen van Anne voor de gezelligheid een nachtje slapen in het Achterhuis, maar ze doet geen oog dicht. ‘Eerlijk gezegd was ik verschrikkelijk bang. Als ik een boom hoorde kraken in de oktoberwind of wanneer er een auto over de gracht reed, werd ik angstig. Ik was dankbaar toen de ochtend aanbrak en ik weer aan het werk kon gaan.’

‘Als je dan bedenkt dat (…) Kleiman ziek is, Miep thuis met een verkoudheid loopt, zijzelf haar enkel verstuikt, liefdesverdriet en thuis een mopperende vader heeft, dan kun je je wel indenken dat ze met haar handen in het haar zit.’

Grote zorgen

Naast de zorg voor de onderduikers, komt er voor Bep ook de zorg voor haar vader bij. In het voorjaar van 1943 wordt hij ernstig ziek en kan hij niet langer voor het bedrijf werken. Een enkele keer wordt alles Bep te veel.

Dat Anne een band heeft met Bep, blijkt ook uit haar betrokkenheid als Bep zich verlooft. Anne is kritisch en heeft een duidelijk oordeel. ‘Bep houdt niet van hem en dat is voor mij reden genoeg om haar het trouwen af te raden. Bep haar hele streven is erop gericht zich naar boven te werken en Bertus trekt haar naar beneden.’ Al na korte tijd verbreekt Bep de verloving.

De arrestatie

Aan de band tussen Bep en Anne komt abrupt een einde, als Nederlandse agenten, onder aanvoering van SS-Hauptscharführer Karl Josef Silberbauer, op 4 augustus 1944 onverwacht het bedrijf binnenvallen.

Het lukt helper Johannes Kleiman nog om Bep weg te sturen. Ze moet zijn portefeuille bij een bevriende drogist afgeven. Hij kan dan Kleimans vrouw laten weten dat het mis is op de Prinsengracht. Bep verlaat ongehinderd het pand, er staat niemand op wacht. Ze geeft de portefeuille af en doolt vervolgens door de stad: ze weet niet wat ze moet doen. 

Pas aan het eind van de middag (of de volgende dag) keert Bep terug naar de Prinsengracht. De acht onderduikers en twee helpers zijn dan al gearresteerd en afgevoerd. Samen met Miep en Jan Gies en Willem van Maaren neemt zij een kijkje in het Achterhuis. Op de vloer liggen de dagboeken en schriften van Anne. Ze rapen samen alles op en Miep bewaart het in een la van haar bureau: het dagboek is gered.

Een dochter: Anne 

Tot de terugkeer van Johannes Kleiman uit zijn gevangenschap houden Bep en Miep het bedrijf draaiend. In dat laatste oorlogsjaar ontmoet Bep ook Cor van Wijk. Een jaar na de bevrijding, in mei 1946, trouwt zij met hem. Ze krijgen drie zonen en een dochter. Hun dochter vernoemen ze naar Anne Frank.

Na de oorlog heeft Bep moeite met alle aandacht voor haar rol in het leven van Anne Frank en blijft zij het liefst op de achtergrond. Een interview in 1960 zorgt voor ‘een zenuwinstorting en zware hoofdpijn. Ook prettige dingen, zoals uitnodigingen hier en daar, doen me breken van zenuwen voor en daarna.’

Bep houdt wel contact met Otto Frank, Jan en Miep Gies en Victor Kugler. Een enkele keer gaat zij ook bij Otto Frank in Bazel (Zwitserland) en bij Victor Kugler in Toronto (Canada) op bezoek. Bep sterft op 6 mei 1983, ze is dan 63 jaar oud.

Noten
  1. Gies, Miep & Gold, Alison Leslie, Herinneringen aan Anne Frank (Amsterdam: Bakker, 1987), p. 51.
  2. Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie [NIOD], De dagboeken van Anne Frank (Amsterdam: Bakker, 2001), B-versie, 9 augustus 1943.
  3. Wallach, Bob, "Elly van Wijk kende de geheimen van het Achterhuis". In: Rosita, 27 februari 1960.
  4. NIOD, De dagboeken van Anne Frank, A-versie, 25 mei 1944.